De Rhenense Meent, ook wel Achterbergse Meent genoemd, was een onverkaveld weidegebied dat vroeger tussen de Noordelijke en Zuidelijke Meentsteeg lag. Het middeleeuwse woord meent, dat verwant is aan ons woord gemeente, betekent letterlijk ‘gemeenschappelijke weide’.
De Rhenense Meent is eeuwenlang beweid door kuddes vee die dagelijks onder leiding van herders vanuit de stad Rhenen over de berg naar dit gebied trokken. Vooral aan de noordkant van de oude binnenstad (omgeving Kloostersteeg, Hofsteeg, Gruttersteeg en Molenpad) lagen toen nog verscheidene stadsboerderijen. ’s Ochtends verzamelden de schapen en runderen van deze boerderijen zich om naar de meent te gaan. Zowel vanuit de Bergpoort als vanuit de Westpoort liepen veedriften dwars door de akkers in de richting van Achterberg. Boven aan de huidige Nieuwe Veenendaalseweg kwamen beide veedriften samen in de zogeheten Runderweg die via de Thijmse Hucht en de Geertesteeg naar de bovengenoemde meentweide voerde. Om het vee uit de akkers te houden dienden de veedriften te worden begrensd door houtwallen of houtsingels. Dat is ook de reden waarom de Oude en Nieuwe Veenendaalseweg vroeger de naam Oude en Nieuwe Veensche Bomen hadden.
Naast beweiding met runderen en schapen gebruikten de Rhenense boeren de meent ook voor het steken van plaggen voor de potstal en het winnen van turf voor brandstof. De regels hiervoor werden opgesteld door speciaal aangestelde weydemeesters.
De Rhenense Meent is aan het begin van de twintigste eeuw ontgonnen tot cultuurland en met behulp van een aantal zandwegen ontsloten. Wie nog een indruk wil krijgen van het vroegere landschap van dergelijke meenten, kan aan de overkant van de Grift een bezoek brengen aan de Bennekomroer Meent. Blauwgraslanden, natte heidevegetaties en wilgenstruwelen wisselden elkaar op dit soort plekken af. In de middeleeuwen zal op deze plek veel meer bos hebben gestaan, zo bewijst ook de veertiende-eeuwse naam ‘meentsche bosch’ voor deze plek.
Kort vóór de Tweede Wereldoorlog is de Rhenense Meent ontgonnen, waarbij een aantal nieuwe zandwegen werd aangelegd, het gebied werd verkaveld en in gebruik genomen werd als bouwland en weiland.
(Bron: Spek, Theo, Utrechtse Heuvelrug en Gelderse Vallei, in: Bultje-van Dillen, L., e.a. (red.) (2008), Geschiedenis van Rhenen. Utrecht: Uitgeverij Matrijs)
Waar?