| Beschrijving | Het Rotterdamsch Parool 2 juli 1951 RHENEN Zondag werd een touringcar uit ’s-Gravendeel met de gierpont overgezet. De veertig inzittenden hadden het voertuig verlaten toen het de pont opreed. Aan de Gelderse zijde geraakte de bus bij het afrijden door de steilheid van de oprit met het achtereinde beklemd tussen de klep van de pont. Terwijl het voorste gedeelte van de bus reeds op de oever was en pogingen werden ondernomen om haar haar ongemakkelijke positie te bevrijden, raakte de meerketting los en dreef de pont rivierwaarts, de touringcar meeslepend. Heel langzaam zagen de reizigers het vervoermiddel, waarin zich hun persoonlijke bezittingen bevonden, in de diepte zinken. Gelukkig was de chauffeur ook uitgestapt, zodat geen slachtoffers te betreuren zijn. Later werd het gezelschap, dat afkomstig was uit Rotterdam, met een andere bus naar huis vervoerd. Een der inzittenden gaf ons nog de volgende inlichtingen: „Wij reden met een fijne bus van De Winter en De Man uit ’s-Gravendeel bij mooi weer uit Rotterdam weg. We zouden naar Hilversum, Rhenen, Renkum en dan over Den Bosch terug naar Rotterdam. Maar daar in Rhenen gleed me die bus, die we gelukkig allemaal verlaten hadden (dat is een voortreffelijk veiligheids- voorschrift) achterwaarts in het water. De chauffeur kon 'm niet houden. Veel is er niet verloren gegaan, wel is een en ander nat geworden, een jasje, een muts, een pakje. We waren erg ontdaan met z’n vierenveertigen, maar al gauw begonnen we te lachen. We zijn er immers veel te goed afgekomen om nu zuur te kijken? |
