Kunstschilders in de Pastorie

Een lezing door Toon Blokland

Het verhaal van Toon Blokland is gebaseerd op een schriftje, een adressenboekje, dat hij gekregen heeft van een Elsterse, de kleindochter van de eigenaar van het schriftje.

Cornelis Koning: Huis tegenover de pastorie

Het verhaal begint in 1921, het jaar dat Arie Hogendijk naar Elst verhuist om daar dominee te worden van de Hervormde gemeente. Hij neemt zijn huishoudster mee. De huishoudster, beter bekend als tante Kee, trouwt later met een inwoner van Elst. Als in 1930 de crisis toeslaat, de werkloosheid toeneemt en vele gemeenteleden hun afdrachten aan de kerkelijke gemeente niet meer kunnen voldoen, kan de kerkelijke gemeente geen dominee meer betalen en komt de pastorie leeg te staan. Tante Kee blijft in Elst.

De pastorie wordt verhuurd. De eerste huurder van de pastorie is een schilder: Cornelis Koning (rechts). Hij schilderde het eerste ons bekende schilderij van Elst. Tante Kee onderhoudt contacten met hem. Hij schildert ook haar portret.

Willem Jansen: De kerk vanuit de uiterwaarden.

De 2e schilder die de pastorie huurt is Jan van Anrooij. Hij huurde de pastorie voor fl 180,- per jaar. Hij schilderde schilderijen van de Betuwe, landbouwtaferelen in de uiterwaarden, het Ingens veer, e.a. Ook maakte hij tekeningen. Doordat deze schilder in de oorlog niet van onbesproken gedrag was zijn zijn schilderijen niet erg bekend geworden.

In 1937 kwam Willem Jansen (linksboven) met zijn vrouw Anny, moeder Annie en 3 kinderen in de pastorie wonen. Zoon Chris was een buitenbeentje, maar kon goed schilderen. Vader Willem en zoon Chris schilderden veel vrienden en kennissen. Ook maakten ze potloodtekeningen.

Chris Jansen: Zicht op Elst.

Zoon Chris (linksonder) was losser in het tekenen dan zijn vader. Hij schilderde ook uitbundiger dan zijn vader.

Voor alle genoemde schilders was zoontje Ed van de buren een dankbaar onderwerp om te schilderen.

In 1939 kwam de pastorie weer leeg te staan. Of de naderende oorlog hier iets mee te maken had is niet duidelijk.

Tot slot van zijn verhaal laat Toon kort nog wat schilderijen van andere Elsterse schilders en schilderijen van Elsterse taferelen zien. Duidelijk wordt dat er in Elst door de jaren heen altijd wel een kunstenaarskern heeft gezeten.