Het landgoed Levendaal of Lievendaal is reeds vanaf de 14de eeuw bekend. Het lag in Achterberg, ten oosten van de Cuneraweg, even ten zuiden van de Levendaalseweg. Een grote, eeuwenoude linde en veel restanten in de bodem zijn de enige tastbare bewijzen van het eens zo belangrijke goed. Na de bouw, vermoedelijk door de familie Van Rhenen, ging het al spoedig over op de familie Van Levendaal (Van Leefdael). In de Cunerakerk ligt nog de grafsteen van Dionys van Leefdael (1491), de oudst aanwezig grafsteen in deze kerk.
Vanaf het midden van de 16de eeuw kwam het huis Levendaal, dat ook wel Laar werd genoemd (het lag in het Laareind, aan de voet van de Laarsen berg) in handen van diverse families. Volgens de lidmatenlijst van de Ned. Herv. Kerk woonde er in 1656 Jonker Van Eek. Eind 17de eeuw kwam het in handen van de familie Van Brienen. De luitenant Jan van Brienen, die van 1763-1767 eigenaar was van Remmerstein, verdronk in 1782 vermoedelijk in de slotgracht van Levendaal. In 1786 werd het goed weer verkocht en het kwam in 1830 voor ƒ 21.500 in het bezit van Pieter Huibert Roghair. Van het landhuis was toen niet veel meer over, want volgens het kadaster werd het ‘huis’ in een lage categorie (18) aangeslagen. Eind 1837 kocht baron Von Knobelsdorff, de bewoner van Heimerstein, voor ƒ 26.400 het huis waarna het door vererving overging in handen van de familie Schimmelpenninck, eveneens bewoner van Heimerstein. In 1882 werd het weer verkocht en in 1922 kocht Leccius de Ridder het pand, ten behoeve van de toenmalige bewoner W.J. Arissen, in wiens familie het zich thans bevindt. Het is een boerderij met op het terrein een van Nederlands’ beroemdste bomen, de zogenaamde Duizendjarige Linde.
Bij de verkoop in 1837 werd het goed genoemd: ‘het Adellijke en Riddermatige Landgoed Levendaal’. Men baseerde zich mogelijk op de ‘Tegenwoordige Staat’ (1772), waarin wordt gezegd, dat het ‘van ouds onder de Riddermatige Hofsteden der Provincie’ werd gerekend. In het Utrechtse Plakkaatboek wordt slechts Lievendaal (bij Amerongen) genoemd. Mogelijk heeft de auteur de beide landgoederen verwisseld.
In 1943 werden er ter plaatse opgravingen verricht, waarbij een deel van de fundamenten werd teruggevonden. Ook de huidige bewoner heeft enkele restanten terug kunnen vinden. Er is echter aan de oppervlakte geen enkel spoor meer van het eens zo fraaie landhuis waar te nemen.
(Bron: Grepen uit Rhenen’s verleden, Jubileumnummer 1907-1997, Oud Rhenen, H. 15 Kastelen en landhuizen)
Waar?