Helaas hebben we geen schriftelijke bronnen over de allereerste vrouwen en mannen die hier woonden op de vruchtbare heuvels langs de rivier, tijdens het tijdperk voor de kerstening van onze gebieden. Onze kennis over hen, leiden we af uit bodemvondsten en legendes. Na de tijd van de Merovingers, in de vroege middeleeuwen, wint met het christendom, het schrift aan belang in onze streken. Maar de pen ligt vrijwel altijd in handen van mannen, monniken in het bijzonder. Dat leidt tot veel aandacht voor heiligenlevens, ook voor levens van vrouwelijke heiligen, want voor vrouwen zijn ook christelijke rolmodellen nodig.
Er bestaat geen twijfel over dat in die tijd de man in de samenleving dominant is en de baas binnen de familie/stam. Maar de sleutelmacht van het huis ligt letterlijk in handen van de vrouw. Aan haar gordel hangt de sleutel van huis en provisiekast. Ook valt het op dat in die tribale samenleving, vrouwen bij het ontbreken van mannelijke opvolging, toch de belangrijkste maatschappelijke posities kunnen bekleden. Het is geen uitzondering dat adellijke vrouwen bijvoorbeeld landgoederen beheren en kunnen lezen en schrijven.
Ten tijde van de volle middeleeuwen is ook in Rhenen de samenleving diep religieus. Vanaf de 12de eeuw bloeit de vrouwelijke religiositeit en ontstaan overal vrouwenkloosters, begijnenhoven en andere religieuze organisaties waarbinnen vrouwen zelf de leiding hebben. Abdissen en mystica genieten hoog aanzien. Echter de mannelijke kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders bekijken deze ontwikkeling met argwaan en maken deze vrouwen verdacht door ze te beschuldigen van ketterij. Om te kunnen blijven voortbestaan, slaan veel van deze religieuze organisaties de weg in naar verkloostering en nemen een lichte kloosterregel aan. Verder komt er een verplichte rol voor een mannelijke geestelijke en de bisschop krijgt meer invloed. De vrouwen schikken zich.