Kasteel Ter Horst of de Horst, ooit gelegen tussen de Cuneraweg en De Dijk in Achterberg is 400 jaar lang een hoogst belangrijk punt in Zuidoost Utrecht geweest, waaruit mede de belangrijkheid van Rhenen is voortgekomen. Het kasteel dankte zijn naam aan een horst (= hoogte), die zich vroeger op de plaats van dit kasteel bevond.
In de eerste helft van de 12e werd door Godfried van Aarschot, heer van Rhenen, die in 1110 getrouwd was met Sophia van Bemmel van Kleef, een castrum (fort, kamp) gebouwd op een alodiaal (vrij van leenrecht) goed. Dit castrum bestond waarschijnlijk uit een door een gracht omgeven palissade, waarbinnen zich een gebouw bevond. In 1159 vond er een opstand plaats van zijn eigen burgers en dienstmannen, waarbij kasteel Ter Horst verwoest werd. Godfried laat het kasteel daarna in steen herbouwen, omdat het kasteel van belang was om zijn bisdom tegen de Hertog van Gelre te beschermen.
Een deel van de bezetting van het kasteel woonde in de omtrek langs “De Dijk” in zogenaamde “Dijkershuizen”. We weten dat de onderhorigen van de bisschop in drie categorieën verdeeld waren, namelijk diegenen die op het kasteel woonden (de “camerluyden”), dan de bewoners van de Dijkershuizen (boerderijen), en de “Ghebuurten” de omwonende eenvoudige toertjes, de keuters.
Godefridus overleed in 1178 en had bij testament het kasteel aan het bisdom in eigendom geschonken. De bisschoppen gebruikten het als buitenverblijf en als ze er vertoefden, werd de gehele geestelijke als mede de wereldlijke organisatie vanuit Utrecht naar Ter Horst gebracht.
Ter Horst gold ook als voorpost voor het Graafschap Holland als dat nodig was. We treffen dan ook herhaaldelijk de Hollandse graven en de Bisschoppen als bezitters van het kasteel aan. Zowel de Gelderse hertogen, als de wester-buurlieden uit Holland probeerden telkens weer vaste voet op Ter Horst te krijgen. We treffen onder hen Floris V aan, en zelfs de Van Amstels lieten niet na het slot onder beheer te krijgen.
Naast woonslot was het voor de Bisschoppen ook vaak een gevangenis voor aanzienlijken. De opvolger van Godefridus, Boudewijn II (bisschop tussen 1178 – 1196) zette er de broer van Rudolf van Coevorden, Volkert, gevangen. Deze wist echter met hulp van zijn geliefde te ontsnappen, waarna deze beiden trouwden.
De tijden veranderden; wat in de 12e eeuw een sterk kasteel was, werd na de uitvinding van het buskruit een vrijwel onverdedigbare sterkte. Gelres hertog zag Ter Horst het liefst verdwijnen. Toen in de 16e eeuw de Habsburgers het hertogdom Gelre overnamen, had hertog Karel zich reeds van Ter Horst ontdaan, door het slot te veroveren en het kasteel te verwoesten. Na het verdwijnen van het hertogdom en het in bezit nemen in 1513 door Keizer Karel V, was Ter Horst reeds verdwenen. Het slot werd gesloopt en de (tuf) stenen verkocht om er in Utrecht Vredenburg mee op te bouwen en de muren van de stad Rhenen mee te restaureren. De opbrengst was wel f 10.000,-, voor die tijd een enorm bedrag, waaruit de grootte van het slot blijkt.
Het kasteelterrein is nu weiland. Jammer genoeg is de oorspronkelijke hoogte waarop het kasteel gestaan heeft, niet meer herkenbaar in het landschap. De funderingen zijn nog wel ondergronds aanwezig. Eind 1942 is de veelhoekige fundering (ongeveer 42 x 58 meter) van kasteel Ter Horst, bij egaliseringswerkzaamheden aangetroffen in het terrein bij de Cuneraweg en Dijk te Achterberg. Voor de fundering is een betrekkelijk late baksteen gebruik (27 cm lang). Binnen deze veelhoek is veel tufsteengruis aangetroffen. Hier moet ook de grote hoofdtoren hebben gestaan. Ook werden er oudere muurfragmenten gevonden (stenen van 29 cm lengte).
(Bron: Kasteel “Ter Horst” – de stichting, wat er aan vooraf ging en de gevolgen, J. Combrink, Oud Rhenen, p. 2 ev, sept. 1990 en www.kasteleninutrecht.eu)
Waar?